De bruid

‘Binnenkort ga ik dood en daarvóór wil ik je bruiloft vieren,’ sprak koning Boudewijn luid en duidelijk vanaf de troon tegen zijn zoon. ‘Ik kan niet in vrede rusten, voordat jij getrouwd bent. Dus DOE er wat aan!’

De koning had rode blosjes op zijn wangen gekregen. Zijn kroon zat scheefgezakt op zijn hoofd. Door zijn boosheid zag hij er een stuk levendiger uit, vond prins Valentijn.

Prins Valentijn had absoluut geen zin om te trouwen. Hij was pas één-en-twintig! Maar de bevelen van de koning negeren, dat kon zelfs de kroonprins niet.

‘Goed vader, ik zal trouwen,’ sprak de prins toegeeflijk. ‘Uit alle huwbare dames in het koninkrijk zal ik mijn bruid kiezen.’

‘Goedzo, hèhè. Dan begin ik vast met uitnodigingen schrijven,’ reageerde de koning voortvarend.

‘Fijn vader, dat scheelt mij weer werk. Hoeveel invitaties zouden we nodig hebben? Honderdduizend?’

WAT?!’ de koning gleed haast van schrik van zijn troon. ‘Honderdduizend?! Ben je helemaal MAL! Het wordt gewoon een bescheiden koninklijke bruiloft.’

‘Nee, vader!’ riep prins Valentijn uit terwijl hij zijn gegrinnik probeerde te onderdrukken (want men lacht een koning niet uit). ‘Ik sprak niet over de bruiloft! Ik bedoelde de selectie van mijn bruid uit alle jongedames in het land – dat zullen er zo’n honderdduizend zijn?’

‘Goeie grutjes! Is dat nou nodig?!’ ontdaan zette de koning zijn kroon weer recht op zijn hoofd.

‘Dat lijkt me wel vader,’ sprak prins Valentijn beslist. ‘Trouwen met je levensgemalin doe je maar één keer – een toekomstig koningin bestel je niet zomaar bij een postorderbedrijf. Nee vader, het zal een zorgvuldige zoektocht worden…’ 

 

Drie maanden later was het dan eindelijk zo ver. Alle lopers en tapijten waren uitgeklopt, alle vlaggen en wimpels waren gewassen en gestreken, alle zilveren borden, bekers, messen, vorken en lepels waren opgepoetst en alle huwbare jongedames waren uitgenodigd. De toekomstig koningin moest wel uitzonderlijk zijn, want ze bezorgde de bediendes nu al meer drukte dan tien staatsbezoeken bij elkaar!

De koning had ondertussen met zijn ongeduldige geijsbeer een looppad uitgesleten in de rode loper voor zijn troon. Prins Valentijn had tijdens de grondige voorbereidingen geoefend voor de vrouwenjacht: hij feestte met zijn kameraden, joeg er hoogstpersoonlijk drie bierfusten doorheen en had twee wilde zwijnen en vijf herten neergeschoten.

De rij zenuwachtige kandidates liep van de paleispoort tot aan het stadje tien kilometer verderop. Prins Valentijn had zich niet willen beperken tot prinsessen en jonkvrouwen – zelfs dienstbodes werden ontboden en keukenmeiden waren vanachter hun fornuis geplukt. Vandaag waren de dames wiens voornamen begonnen met een ‘A’ aan de beurt. Op parmantige hakjes dribbelden ze nerveus op hun plaats in de rij. Ze droegen hun mooiste jurk en hadden hun haren kunstig ingevlochten, opgestoken of gekruld.

Prins Valentijn had geen zin om met iedereen te speeddaten. Daarom werd in drie schiftingen het kaf van het koren gescheiden. De uitverkorenen zouden met de prins kennismaken.

 

Het eerste obstakel was de poortwachter: een potige kerel met een indrukwekkende snor en dikke fronsende wenkbrauwen. Als het hem niet zinde, dan kwam je er niet in. Geen mens of muis kon hem zomaar passeren.

‘Paspoort,’ commandeerde de poortwachter een Annabel. ‘Ah, dat dacht ik al: ouder dan drieëntwintig – zeker de uitnodiging niet goed gelezen, hè? Wegwezen!’ Nors stak de poortwachter zijn borst verder vooruit en maakte zich nog breder.

‘Maar meneer, ik ben slechts vierentwintig. Kunt u niet één uitzonde – aaaah!’

PLONS

Daar spartelde Annabel naast Amanda en Alexia in de slotgracht.

Met de poortwachter viel niet te spotten. Hij deed niet aan excuses of discussies. De eerstvolgende vervelende weigeraarster zou het puntige valhek op haar lange tenen krijgen.

‘Volgende – laat maar – wegwezen!’ riep hij bars.

Als het uiterlijk van de dame de poortwachter niet beviel, dan zou het zeker de prins niet behagen.

‘Paspoort – Ah! Dat ziet er beter uit – kus!’ beval de poortwachter. Zonder betaling kwam de gegadigde de poort niet door. Mijn baan is echt de beste, vond de poortwachter.

 

De tweede hindernis was de hoofdboekhouder. De toekomstig koningin moest goed kunnen hoofdrekenen, zodat ze niet meer geld uitgaf dan in de schatkist zat. De hoofdboekhouder testte op de binnenhof elke jongedame die de poort door kwam.

            ‘Wat is zeven plus zes?’ begon hij met een inkoppertje. Maar dat bleek al een struikelblok voor menig domme of nerveuze dame.

            ‘Wat is het kwadraat van zeven?’ Ook nu moesten dames via de zijpoort het paleis verlaten.

            ‘Wat is driehonderdtwaalf min zesenvijftig?’ Dat bleek voor velen te lastig.

            ‘Wat is de wortel van vierenzestig?’ Nu vielen ze bij bosjes.

            ‘En van vijfhonderdvierenzestig?’ over zijn leesbrilletje heen keek de hoofdboekhouder de jongdame berekenend aan.

            ‘Uhhm, uhhm…’ schutterde een overgebleven dame verward.

            ‘Grapje – HA! Dat was een strikvraag. Je bent al geslaagd,’ grinnikte de hoofdboekhouder. ‘Betaling,’gebood hij en hij tuitte zijn lippen. Natuurlijk hield hij het meest van klinkende munt, maar een klinkende kus was een aantrekkelijk alternatief. Mijn baan is echt de beste, vond de hoofdboekhouder.

 

De derde beproeving was de hoofdbutler. Dit heerschap was zo correct en precies, dat hij zijn kapsel met een liniaal fatsoeneerde. Geen pluisje ontsnapte aan zijn aandacht. Elk plooitje streek hij glad. Zijn scherpe blik ontging niets.

De toekomstige koningin moest proper en onberispelijk zijn – zonder pukkeltje, puistje, plekje, rimpel of vetkwab. De hoofdbutler keurde haar.

‘Naakt?!’

‘Maar natuurlijk, madame,’ sprak de hoofdbutler met zijn gezicht perfect in de plooi. Beleefd begeleidde hij de dame naar het kamerscherm; daarachter kon ze zich van haar kleding ontdoen. ‘Als u zover bent, kunt u op het krukje plaatsnemen.’

Blozend en gegeneerd kwam de blote dame achter het scherm vandaan. Ineengedoken nam ze op het krukje plaats en ze probeerde met haar handen haar borsten en geslachtsdeel zo goed mogelijk te bedekken.

‘Ahum, u mag op de kruk gaan staan, madame,’ vermaande de hoofdbutler haar. Zelf stond hij kaarsrecht naast de kruk.

Meestal zag de hoofdbutler direct oneffenheden en kon de dame het veld ruimen. Als ze de eerste blik doorstond, dan werden haar maten opgemeten. De hoofdbutler spande zijn meetlint van kruin tot grote teen en mat daarnaast armlengtes, beenlengtes, taille, billen en borsten. De prins had bepaald binnen welke marges de maten moesten vallen. De meeste dames schoten hierin tekort. Die konden weer vertrekken.

Een enkele maal onderwierp de hoofdbutler een goed geproportioneerde jongedame aan een nadere inspectie. Dan pakte hij zijn monocle erbij, dat met een gouden koortje aan zijn borstzak bevestigd was. Nauwkeurig tuurde hij door het brillenglaasje en inspecteerde hij haar huid van top tot teen. Hij bekeek bijvoorbeeld of de neushaartjes wel rechtzaten.

De jongedame in kwestie stond inmiddels trillend als een rietje op het krukje. Terwijl ze aan deze vleeskeuring onderworpen werd, kon ze vast de ‘Regels van de Prins’ bestuderen. Die hingen op een groot aanplakbiljet aan de muur: 

 

Gij zult niet:

  • Het eerste, het hoogste of het laatste woord hebben
  • Stamelen, stotteren of ongemakkelijke stiltes laten vallen
  • De prins de rug toe keren

 

Gij zult wel ten alle tijden:

  • De prins aanspreken met ‘Koninklijke hoogheid’
  • Zijn bevelen opvolgen
  • Glimlachen
  • Buigen

 

Op dag vier was er zowaar een Daphne die aan de kritische maatstaven voldeed.

‘U bent goedgekeurd, madame,’ zei de butler onaangedaan. ‘U mag uw kleding weer aantrekken en daarna in de grote salon theedrinken met de prins.’ Hij klingelde een goudkleurige handbel, waarop twee lakeien kwamen aansnellen. Eén lakei verwittigde de prins van zijn gast en de andere lakei begeleidde de jongedame naar de salon.

            Wat de hoofdbutler vond van zijn taak viel onmogelijk aan zijn gezicht of lichaamstaal af te lezen. Hij vroeg de dame niet om een betaling. Wellicht vond hij dat ongepast. Of was hij al genoeg beloond.

 

De koning werd steeds ongeduriger. Zijn rode loper kreeg slijtplekken van zijn geijsbeer. Nadines, Olivia’s en Pamela’s passeerden de revue, maar prins Valentijn had nog steeds geen bruid gekozen. De koning hield het niet meer uit. Het was de hoogste tijd om in te grijpen.

            ‘Kijk maar door je ooghaartjes, niet door je monocle,’ droeg hij de hoofdbutler op. ‘Als ze er met die wazige blik goed uitzien, dan is dat goed genoeg. En laat mij de volgende keer ook roepen voor de thee.’

 

De volgende dag dronk de koning thee met Quinty en prins Valentijn in de grote salon. Het drietal bezette slecht drie van de achtenveertig fauteuils.

            Quinty betrad buigend en nerveus glimlachend de zaal.

            Nadat de koning en prins Valentijn het kleffe zweethandje van Quinty hadden geschud en haar vormelijk hadden toegeknikt, zetelden ze elk op hun fauteuil.

            ‘Zou u de thee willen schenken, juffrouw Quinty?’ verzocht de prins.

            Op de salontafel stond een groot dienblad met allerlei theebenodigdheden. Naast een gietijzeren theepot met heet water, waren er zes metalen blikjes met verschillende theesoorten, maatschepjes, theelepeltjes, kommetjes met kandijsuiker, suikerklontjes en rietsuiker, een kannetje melk, schijfjes citroen en drie kop-en-schoteltjes van het allerfijnste Chinees porselein.

            ‘Ohh – uhh – natuurlijk, koninklijke hoogheid.’ Opgelaten keek Quinty naar de theespulletjes. ‘Hoe – hoe drinkt u uw thee majesteit?’ vroeg ze de koning.

            ‘Earl Grey met een schepje suiker, een wolkje melk en een scheutje citroen,’ antwoordde de koning opgewekt.

            ‘En u, koninklijke hoogheid?’ vroeg ze de prins.

            ‘Schenk maar in zoals jij denkt dat ik het lekker vind,’ antwoordde de prins met zijn linker mondhoek opgetrokken in een grijns.

            Quinty pakte zenuwachtig de deksel van de theepot af. Die was loeiheet. Snel legde ze hem op het tafelblad neer. Met bevende handen deed ze twee schepjes Earl Grey theeblaadjes in het theefilter. Enkele blaadjes dwarrelden op tafel. Voorzichtig tilde ze de theepot op. Gelukkig was het hengsel iets minder heet dan de deksel, maar de pot was best zwaar. Trillend van inspanning goot ze thee in het kopje van de koning.

            PATS

BENG!!

‘Au!’

Het kwetsbare porseleinen kopje was aan gruzelementen, doordat de tuit van de theepot per ongeluk het servies had geraakt. Van schrik had Quinty de hete theepot losgelaten. Die viel op de glazen salontafel, maakte daarin een grote barst. Hete thee spatte alle kanten op. Ook op Quinty’s blote onderbenen.

Bijtend op haar onderlip probeerde Quinty haar tranen te bedwingen, terwijl ze met grote ogen naar de koning en de prins keek.

            ‘Lakei, kun jij juffrouw Quinty uitgeleide doen? De theevisite is ten einde,’ sprak prins Valentijn. Hij probeerde heel bedrukt te kijken en verzuchtte: ‘het heeft al drie salontafels gekost, vader. Stelt u zich toch voor dat dit tijdens een staatsbezoek zou gebeuren…’

            De koning keek bedachtzaam naar zijn zoon.

            ‘Dan zullen we de volgende keer de onderbutler de thee laten schenken. Daar heb je bediendes voor.’

 

Twee dagen later kwam Sabine op de thee. De onderbutler schonk keurig haar kopje thee in en ook serveerde hij de konings Earl Grey thee precies naar wens op de juiste temperatuur. Prins Valentijn dronk liever koffie.

            ‘Vertel eens Sabine, wat doet je vader?’ wilde de koning weten.

            ‘Mijn vader is aardrijkskundeleraar, majesteit,’ antwoordde Sabine bedeesd.

            ‘Hmm, juist ja,’ de koning nipte van zijn thee.

            Prins Valentijn dronk rustig van zijn koffie.

            Sabine zat besluiteloos op haar fauteuil. Zou ze een vraag stellen om het gesprek op gang te houden? Ze mocht niet het eerste woord hebben, maar ze behoorde ook geen stiltes te laten vallen… Of zou ze een slokje van haar thee nemen?

            De twee statige koekoeksklokken aan weerszijden van de salon tikten accuraat de seconden weg.

            ‘Tjee, waar blijft de tijd… Helaas hebben mijn vader en ik een andere afspraak, Sabine,’ sprak de prins. Toen een lakei de jongedame had afgevoerd, barstte hij uit: ‘Ik dacht dat ik dood zou gaan van verveling!’

            ‘Dat lijkt me een beetje overdreven,’ reageerde de koning koel. ‘Je hoeft niet per se met je echtgenote te praten. Zolang ze maar onvermoeibaar kan glimlachen. En haar hand kan zwaaien zonder dat er armkwabben heen-en-weer zwabberen.’

            ‘Een koningin vertegenwoordigt het koninkrijk. Ze moet welbespraakt zijn, bij voorkeur in meerdere talen,’ bracht prins Valentijn daar tegenin.

            Maar ook Tooske, Ursula, Viola, Victoria, Willemien en Yvonne bleken even uitgesproken en veelzeggend als de koekoeksklokken.

 

De koning had al zijn hoop gevestigd op Zwaantje. Hij deed zijn uiterste best om een geanimeerd gesprek op gang te brengen en zijn zoon hierin te betrekken.

‘Wil je een tompouce, Zwaantje? Ze zijn onweerstaanbaar en niet te weigeren…’ vroeg de prins zoetjes.

‘Ohh – graag, koninklijke hoogheid,’ antwoordde Zwaantje onderdanig.

De onderbutler bracht haar een tompouce met een streep slagroom boven op de roze glazuurlaag.

‘Toe, neem een hapje,’ spoorde de prins haar aan.

Vertwijfelt staarde Zwaantje naar het gebakje op het schoteltje. Met haar gebaksvorkje prikte ze er aarzelend in. Hoe kon ze dit eten zonder te knoeien? Zou ze de bovenkant van brosse bladerdeeg eraf halen? Zou dat lukken zonder dat haar handen vies werden van de banketbakkersroom of het plakkerige glazuur? En dan de onderdelen één voor één afhappen?

De koning keek met een zuur gezicht toe. Zelfs als hij zijn ogen half dichtkneep kon hij de vlekken in Zwaantjes jurk en de kruimels bladerdeeg rond haar mond nog zien.

Prins Valentijn keek juist uiterst voldaan. ‘Tsja, vader,’ sprak de prins nadat hij ook deze laatste kandidate had afgewezen. ‘Ik vrees dat ik mijn heil in het buitenland zal moeten zoeken. Ik zal de wereld afspeuren naar een geschikte koningin. Het zal een zorgvuldige zoektocht worden…’

‘Goed, zoon,’ sprak de koning toegeeflijk. Hij keek zijn zoon vorsend aan. ‘Maar als je vóór je vijfentwintigste niet getrouwd bent, dan zal ik je onterven. Dan gaat alles: het koninkrijk, het paleis, de inboedel – ja, zelfs jouw la met onderbroeken – naar de koning van hiernaast. Dat zal ik vastleggen in mijn testament.’

 

En zo geschiedde. Prins Valentijn reisde alle werelddelen af en bevoer de zeven zeeën – ondertussen keurde hij het vrouwelijk schoon. Hij had het uitstekend naar zijn zin.

De koning wachtte zittend op zijn troon. Af en toe kreeg hij een ansichtkaart van zijn zoon. ‘Hier alleen mummies en ingewikkelde vrouwen,’ stond op een kaart uit Egypte. ‘Veel te blond en eentonig,’ beoordeelde hij de Zweedse dames. ‘Ze zijn heel relaxed down-under, maar niet geschikt als koningin,’ kwam uit Australië. De koning trommelde onrustig met zijn vingers op de armleuning van zijn troon terwijl hij de teksten las. Hij wilde geen kaartjes ontvangen – hij wilde huwelijksuitnodigingen versturen!

 

Een paar jaren verstreken en toen prins Valentijn vierentwintig geworden was, voelde hij dat de tijd begon te dringen. Als hij niet als een arme sloeber wilde eindigen, moest hij binnen het jaar getrouwd zijn. Wat te doen?

In een nabijgelegen koninkrijk woonde een prinses die ook op zoek was naar een huwelijkspartner: degene die ‘de zin van het leven’ wist. De ene na de andere wijsneus droop af, omdat ‘zijn zin’ de prinses niet aanstond. Dit intrigeerde Prins Valentijn zo, dat hij haar een bezoek wilde brengen. Niet om naar haar hand te dingen (stel je voor!), maar puur uit nieuwsgierigheid. Hij besloot in vermomming te gaan en niet als prins, want mensen gedroegen zich anders als ze wisten dat hij een prins was.

Alledaags gekleed bood prins ‘Tijn’ zijn diensten aan als stalknecht bij de koninklijke stallen. De stalmeester was zo onder de indruk van zijn paardenkennis en -kunde dat hij direct aangenomen werd. Fluitend kweet Tijn zich van zijn taken. Het was weer eens wat anders dan op je wenken bediend te worden. Prinses Sophie ging regelmatig uit rijden, dus zo hoopte Tijn haar te ontmoeten. Binnen een paar dagen was het raak.

 

BAH! Ik ben al die uitgekraamde onzin spuugzat. De eerstvolgende die uit zijn nek kletst, laat ik kielhalen!’ riep prinses Sophie verontwaardigd uit. ‘Ik ga paardrijden!’ en ze stoof de troonzaal uit naar haar slaapkamer.

            Haar gouden diadeem en weelderige zijden jurk gooide ze op haar bed en ze schopte haar parelmoeren hakjes uit. Snel trok ze haar paardrijbroek en jasje aan; haar rijlaarzen lagen in één van de bijkeukens. Ze had zin om haar paard flink de sporen te geven en over hoge hindernissen te springen. Hoe sneller, hoe beter. Prinses Sophie kon uitstekend rijden – zelfs in dressuur blonk ze uit. Uitgelaten kwam ze bij de stallen aan.

            ‘Ben jij een nieuwe stalknecht,’ vroeg ze onomwonden aan Tijn, die de stalvloer aan het vegen was.

            Prins Valentijn keek verstrooid op, ‘uhh – ja, koninklijke hoogheid.’ Ook al droeg ze geen kroontje of mooie jurk, zulke autoriteit trof je alleen aan bij koninklijk bloed. Dit moest wel de prinses zijn. ‘Zal ik een paard voor u zadelen?’

            ‘Prima – doe maar die schimmel,’ antwoordde prinses Sophie en ze wees naar een paardenbox achter in de stal.

            Terwijl Tijn naar achteren liep om de witte merrie te zadelen, ging prinses Sophie stiekem naar de koningsbox en zadelde vlug de zwarte hengst van haar vader. Ze leidde het paard naar buiten, sprong erop en galoppeerde weg met haar paardenstaart vrolijk wapperend in de wind. Tijn de stalknecht had het nakijken.

            ‘Hé!’ riep hij haar geërgerd na. ‘Ik zal je krijgen!’ en hij sprong op de schimmel die hij zojuist voor de prinses gezadeld had.

            De prinses spurtte voor hem uit en sprong over hekjes, haagjes en boomstronken. Ze had geen enkele moeite met de obstakels. Prins Valentijn volgde haar op een stevige draf. Hij kende het terrein niet goed en hij wist niet wat zijn merrie aankon, dus het tempo van de prinses kon hij niet bijbenen. Toen ze het bos in reed, verloor hij haar uit het oog.

            Stapvoets reed prins Valentijn het bos is. Hij wist niet waar de prinses naartoe gegaan was, maar spoorzoeken kon hij als de beste. Rustig volgde hij haar pad. Na enige tijd bereikte hij met zijn schimmel een klein bosmeertje. Hij bleef aan de bosrand staan. Nabij stond de zwarte koningshengst vastgebonden aan een boom. Op een grote steen aan de waterrand lag een bundeltje kleren.

De prinses zwom spattend midden in het meertje. Haar natte paardenstaart plakte vast op haar blote rug. Ze klom uit het water omhoog op een uitstekende kei en sprong met een bommetje weer het meertje in. Ze was helemaal naakt, zag prins Valentijn.

Plotseling hinnikte de zwarte hengst. Hij had de witte merrie met prins Valentijn opgemerkt.

De prinses keek verschrikt op. ‘Wie is daar?’

Ze zag de stalknecht zittend op de schimmel. ‘Hé, je mag hier niet komen! Dit meertje is koninklijk privéterrein!’ riep ze boos uit.

‘Heb ik even mazzel,’ zei de prins onverstoorbaar, ‘want ik ben de prins op het witte paard.’ Hij lachte de prinses hartelijk toe.

HA-HA! – je klets uit je nek, ik zal je laten kielhalen!’ dreigde de prinses. Kwaad zette ze haar handen in haar zij. Maar toen realiseerde ze zich dat ze boven het wateroppervlak uitkwam en naakt was. Snel dook ze naar beneden.

‘Echt niet! Ik ben prins Valentijn van het Koninkrijk Daarginds,’ onverschrokken grijnsde hij haar toe.

De stalknecht klonk zo zeker van zijn zaak, dat hij wel de waarheid moest spreken, meende prinses Sophie. ‘Echt?’ vroeg ze weifelend. ‘En weet je dan toevallig ook wat de zin van het leven is?’

Hahaha,’ lachte de prins. ‘Ik heb geen flauw idee wat “de zin van het leven” is, maar ik heb wel zin mijn leven met jou te delen. Je bent de boeiendste vrouw die ik ooit heb ontmoet. Lijkt je dat wat?’ Hij keek de prinses schalks aan.

‘Oh, oké,’ plotseling verlegen glimlachte de prinses terug.

 

Het koninklijk aanzoek verliep niet volgens de etiquette. De bruiloft evenmin. Nog diezelfde week trouwden prins Valentijn en prinses Sophie in het geheim in de koninklijke kapel van het paleis. Ze hadden allebei geen zin in een grote bruiloft met veel poespas.

‘Stuur de bruidsschat maar op met de koffers,’ riep prins Valentijn over zijn schouder naar zijn schoonvader de koning, terwijl hij en Sophie allebei op hun eigen paard wegstoven naar het Koninkrijk Daarginds.

De koning was dolblij toen zijn zoon eindelijk thuiskwam met de toekomstige koningin. En wel voor zijn vijfentwintigste verjaardag! Wel baalde de koning als een stekker dat hij de huwelijksvoltrekking niet had kunnen bijwonen. Dus verordende hij ter compensatie een groots bruiloftsfeest met zoveel franje, heisa en tierelantijnen als hij maar verzinnen kon.

Het bruidspaar was zielsgelukkig. Binnen negen maanden werd hun eerste baby geboren. En de koning? Die leefde nog zo lang, dat hij al zijn vijf kleinkinderen spelletjes kon leren – vooral schaken en monopolie.

Pin It on Pinterest

Share This